't Is Triestig
't Is triestig dat het mistig is, en koud,
en dat de aarde nu zo gistig is en oud.
Ik kan het voelen aan het hangen van de blâren,
die niet meer ritselen maar wiegen als een varen.
En dan de daken die niet glinsteren in goud,
maar die killig zijn en glimmig als rot hout.
't Is triestig dat het mistig is, maar ach,
triestiger is immers nog mijn lach.
Want al wat eens mezelf vergeten deed
in grenzeloos geluk, was domheid die 'k beleed
en sloeg dan om in radeloos besef.
Van toen is 't dat mijn lach zo triestig is,
en dat mijn ziel doorheen mijn oog doorzichtig is.
Tot weder opstaan heb ik niet het lef...
(herfst 1955)