Duister is de nacht.
Zoveel dat verwart,
benard.
Het Licht schiet door je heen,
maar het kan niet raken,
want je wil niet ontwaken.
Verblind door zoveel beelden,
verbeeldingen.
Zoekend en tastend grijp je jezelf vast,
aan alles wat houvast kan bieden,
al is het maar even,
totdat het leven je weer verrast,
en je schijnbare veiligheid weer uit handen moet geven.
Je overgeven aan de onzekerheid,
bevangen door een eindeloze innerlijke strijd.
Geen rust, vechten, zuchten.
Vluchten.
Het Licht schijnt zo kalm.
Is zo stil en warm.
Maar het wordt niet gezien,
tussendoor een glimp misschien,
totdat weer eindeloze schijnlichten oplichten,
je oplichten,
je eindeloze daden laten verrichten.
Helemaal vol, vol van lichten,
waardoor het Licht nooit over de Waarheid kan inlichten,
steeds weer voor nieuwe prikkels, verleidingen, afleidingen zwichten.
Zo laat je jezelf door het leven leven,
en zal het Leven je nooit de ware voeding kunnen geven.
Je hongert naar meer, bent nooit voldaan,
en niets brengt je tot stilstaan.
Gevangen, bevangen door de waan,
dat buiten jezelf ligt de zin van je bestaan.
Het Licht blijft rustig en stil schijnen,
in jou, in mij.
En als het mag verlichten, inlichten, berichten,
zal eens de duisternis verdwijnen,
en zijn we weer waarlijk vrij.