Telkens wanneer onze blikken
Elkaars ogen prikken,
Dan wil ik naar je toe gaan
En m’n armen om je heen slaan
Maar ... m’n benen blijven stokstijf staan.
Nog nooit heb ik tegen je gesproken
De onverschilligheid tussen ons doorbroken
Want ik weet dat ik het me zou beklagen
Jou met m’n liefdespijlen te belagen
Daarom zit ik naar jou te staren
Te denken aan jouw gebaren
Om de illusie te bewaren
Want ik weet dat ik die nooit zal kunnen laten varen.