Stoïsche gordijnen van de vergetelheid
Door de pleinen van de hartstocht
verzuipen de verdwenen minnaressen zich
in een diluvium* van promiscuïteit
naast de obelisk van lust
terwijl op de hoek van antipathie
rivieren vol naakte voeten stromen,
die steeds van richting veranderen,
nergens heengaand.
Niemand durft recht in de ogen te kijken
vermits ze niet besmet willen raken
met liefdeskoorts.
Ik kon helaas niet naar de jouwe turen
door tranen die om niets huilden
en de weg naar je hart obstrueerden
Als vuur uit de hemel
viel ik vanochtend op de daken
door je onbereikbaarheid heen,
mijn schreeuw geprolongeerd in de stiltes
zoekend naar je figuur
geschetst in de wolken
er is geen manier meer
om bij jou te komen
Op de balkons rusten duizend vrouwen
die met het gezang van hun geliefden
duizend stoïsche gordijnen naaien met valse egards
die hun weinige achtenswaardigheid verhullen.
Anderen landden niet uit de dromen
waar ze zweven met de loftuitende vliegobjecten
die het onnozele volk altijd wenst te zien
en die de liefde stotterend zoeken
bij het kloppen van een volgende deur
waar indolente klokken
gaten slaan in hun korte existentie.
Ik trof bij het betreden van jou
haast onbewoond hart,
waar ik eerder met een dolk
naar binnen tracht te gaan,
alleen een stoet van duizend blinden aan
die legden langen routes af
opzoek naar cherubijnen
achter een ziel van saffraan.
Terwijl in mijn herinnering
een beeld van je aangezicht vervaagt
dooft het licht van de vuurtoren
die mij naar jou lichaam bracht.
Ik vraag nu me alleen af;
waar tref ik de vergetelheid aan?
By. Art Proaño Gábor
Diluvies, -iei (f) ; »ook Diluvium, -ii: (n) overstroming - zondvloed - verwoesting