Het was een zaterdagnacht.
Niets aan de hand, en zeker niet verwacht.
Daar stond jij zo gepakeerd.
Gewoon netjes rechts.
Niets was verkeerd.
Ik had de radio er uit gehaald. Stel je voor.
Ach dacht bij me zelf....
Kleine auto, niemand zal je pijn doen hoor.
Liep naar de stad. Het was maar voor 1 uurtje.
Jij stond daar zo fijn, geparkeerd voor het muurtje.
Witte kleine auto.
Klein maar toch fijn.
Jij zou er altijd voor mij zijn.
Heb geen alarm.. Ach nee
Een auto van '87. Die neemt niemand toch mee.
Een auto met als prijs 400 euro.
Slopen kon er niets ach nee.
Een auto voor mij met heel veel waarde.
Bij bracht mij toch steeds.
Van de hemel naar de aarde.
130 op de snel weg was geen probleem.
Daarom vind ik dit zo gemeen.
KLeine auto van mij, in het speciaal.
Er was iemand anders.. Die ging met jou aan de haal.
Kwam na een uurtje terug op de plaats.
Daar waar jij zou staan.
Ik keek en zag..
Mijn god er was iets mis met je raam.
De deur was geforceerd. Het slot kapot.
In gedachte schold ik de vernieler voor rot.
Je deur ging niet meer open.
Naar huis moest ik bijna lopen.
Gelukkig de andere deur was nog intact.
Het was dat ik van verdriet binnen in elkaar ben gezakt.
Hoe konden ze dat nu doen ?
In die auto lag niets van poen.
Hij was klein en onbruikbaar voor ieder ander.
We respecteren niets meer van elkander.
Waarom moest dit nu zo zijn.
Dat autootje was voor mij echt nog fijn.
Ach rijden doet hij wel. Door het slot wat moelijker.
De deur zou vervangen moeten worden.
Maar helaas ben ik aan andere dingen blut geworden.
Lieve auto. Het is dat het zo moet.
Ach ja... Met 1 deur rijdt je net zo goed.