tranen op mijn wimpers
geen wonder dat ik niks zie
waarom alles wazig is
en zo oneindig klein,
dat het oog ze mist
koude stroom van rillingen
zo vreemd natuurlijk
in publiek door mij niet toegestaan
alleen hier in eenzaamheid
struikelend, zoals altijd
energie van me onttrokken
terwijl mijn rust weerkeert
de donkere plekken laat ik achter
bijna onzichtbaar vertrekken ze
alsof ze er nooit geweest zijn