In mij droom zit ik in een ridderzaal, met ridders en prinsen en pracht en praal.
Maar toch daar binnen mis ik iets ik voel me leeg dit alles doet me niets.
Ik loop een ronde door het land, tot ik hoor een stem zo charmant.
Mijn oren luisteren en me ogen zoeken heen en weer.
Ik zie niks maar hoor steeds weer.
Ik volg het geluid tot ik hoor vrij luid.
Ik kijk omhoog daar in een toren, staat het meisje van mijn dromen,
Alleen totaal verloren.
Ik wil naar binnen en haar helpen gaan, haar hart veroveren om voor eeuwig samen te staan.
Ik zoek een weg maar geen een brengt me naar haar, ik voel me hulpeloos terwijl ik
Haar in haar ogen staar.
Ik zie een gat daar in de muur loop erheen terwijl ik naar binnen tuur.
Er is een trap als in een wens vervuld, een trap in pure goud gehuld.
Ik klim erop en loop omhoog, mijn hart vervult met warmte een gouden regenboog.
Maar plots daar houdt de trap dan stil, terwijl ik diep van binnen gil.
De trap die is te kort, ik denk aan mijn lief terwijl ik me in de diepte stort.