boezemvriend, bloedbroeder, strijdmakker,
't is alsof het pas gisteren was
toen 'k aan je kinderbed halve nachten zat
om al je spoken te weren
of je angsten te bezweren,
zoals jij daar nu kromgebogen stond
in de blakende zon van de heetste zomer
met knikkende knieen en toegesnoerde legerlaarzen,
gedrild door pijn in al je botten
was 't alsof je een last hielp dragen,
je kortgeknipte blonde haren
piekrecht van 't koud zweet
dat parelde in stralen zwarte slierten
langsheen je bleke slapen,
net een commando in aktie,
afbraakhout gezaagd, netjes op stapels geordend,
het schrille geluid van een cirkelzaag,
blauw aangelopen verhit, zwartverbrande tanden,
een vuurgenster door een roestige nagel,
dacht 'k aan die bank in 't park
waar 'k bittere tranen pleegde uit wanhoop
in d'armen van blinde passie,
uit angst je te moeten verlaten
al kan niets of niemand tussen ons komen,
wat een klasse straal jij uit jongen,
die nooit geen vragen noch eisen stelt
en je trouwe vriendschap onvoorwaardelijk geeft,
sterren en strepen schitteren op je epauletten,
je kleren afgeborsteld, je kamer kraaknet verzorgd,
alles aan jou vol eenvoudige toewijding
je aanwezigheid die nooit stoort
maar me telkens opbeurt en tot rust brengt,
ja helden bestaan nog,
'k heb er één gezien met mijn blote ogen,
mijn mond viel open van verbazing,
en schaamte over mezelf.
( voor mijn zoon Arne )