Ik zou tegen je willen schreeuwen,
schelden als ik kon,
maar geen zinnig woord dat eruit komt,
onuitgesproken woede waar ik aan begon.
emotioneel verslinderd,
brandt het zwart in je ziel,
wanneer ik je aankeek,
die blik die je niet beviel.
Ik spuugde vuur,
had niet eens een goede reden,
de woede is mijn pijn, mijn muur,
teveel had ik geleden.
gevaarlijk kwam je in mijn buurt,
met kloppend hart, je lichaamstaal bedreigde mij,
mijn onbegrensde diepste woede kwam eruit,
en maakte mij eventjes vrij.
praat niet tegen me als je me niet wilt helpen,
kijk niet naar me als je me wilt dumpen in een gekkenhuis,
kom niet in mijn buurt, ik ben zo vreselijk boos,
tranen gingen weer de vrije loop.
Ik wil je bombarderen met mijn woorden,
zeggen wat ik al die tijd gevoeld heb,
het uitschreeuwen als je weer een stapje te dichtbij zet,
maar blijf angstig stil.
in het dolgedraaide hoofd,
het kolkende bloed,
misselijkmakend in mijn draai,
woede dat mij intensief zoveel aandoet.
verwarring keert woede,
waarom was ik toch boos?
ik machteloos voel de pijn het weer overnemen,
wat is er toch loos?
toch wil ik nog zeggen,
zoveel woorden tegen je uitschreeuwen,
zodat je in mijn pijn logica kan leggen,
maar het zwijgen duurt al eeuwen.
Ik ben een slaaf van mijn eigen ontwetendheid,
wil je zoveel zeggen wat ik niej zeggen kan,
maar de waarheid maakt me zo angstig,
die neerwaartse sleur maakt me doodsbang.
Ik wil je zoveel toewensen en aandoen,
alsof jij me ooit iets heb gedaan,
pijn omgezet in woede, zou nu jou hart willen breken,
en je willen doden alsof die haat altijd al heeft bestaan.
Haat voor mijzelf, wanneer ik het een ander toewens,
weer een stukje van mezelf verloren,
ga weer huilen, die tranen zo intens,
snijd mezelf weer voor straf, was ik maar nooit geboren.
doodsbang schreeuw ik het uit als ik thuis ben gekomen,
begrijp mijn woede, versta mijn pijn,
blind door mijn tranen, neerwaartse spiraal van verwarring,
voortlevend in het gevoel dat ik er nooit had mogen zijn.
Vuur spuug ik, nu naar mijn eigen toe,
doe mij zo heftig pijn alsof ik het niet kan voelen,
geen traan die ik meer laat, een lege blik,
die haat van binnen, alsof ik nooit meer af kan koelen.
Krankzinnige gedachten maken mij van binnen gek,
heb mijzelf helemaal versleten,
wanneer ik met mijn angst mijn woede weer bedek,
ik voel me zo godvergeten.
Weg van de wereld, ik wil niet meer bestaan,
ieder die ik pijn doe, inclusief mijzelf, ondraaglijk gewoon,
iedereen laat me vallen, ik kan al niet op eigen benen staan,
blijf hangen in datzelfde patroon.
Het gaat niet meer als ik zo kwaad blijf,
het wilt niet meer als angst mij blijft overnemen,
ik kan niet meer, het wordt me teveel,
er zijn gewoonweg teveel te diepe problemen.