Tante Terry op de thee.
Zondagmiddag, even na twaalf uur. Moeder staat recht en begeeft zich slenterend naar de keuken om daar de « gouden kast »te openen.
Wat we allemaal vrezen, maar tezelfdertijd weten dat het ons niet kan ontsnappen, staat op het punt om weer eens te gebeuren.
Mijn zussen en ik kijken elkaar schichtig aan en zonder één woord te zeggen voelen wij wat de andere denkt. We beseffen wat er ons te wachten staat, namelijk, tante Terry komt eraan.
Eigenlijk was dit een wekelijks ritueel, maar dan wel één waar wij als kinderen hoegenaamd niet naar uitkeken. Het was gewoon onvermijdelijk, elke Zondagnamiddag om twee uur was zij er, klokvast.
Nooit te vroeg of ietwat later, neen hoor, als zij aanbelde kon je er gewoon jouw uurwerk op juist zetten. (punctueel heet zoiets…)
Dat onze tante een beetje excentriek is kan je wel zeggen. Ze was kortgeleden 73 geworden maar dat is haar niet aan te merken. Ze lijkt geen dag ouder te worden, al moet ik er wel eerlijkshalve aan toevoegen dat ze er in mijn ogen wel honderdenvijf uitziet, en dit al zolang ik haar ken.
Maar goed, we wisten wat wij konden verwachten.
Steevast uitgedost in een volledig zwarte outfit met in de ene hand een eeuwenoude handtas, die ook al donker van kleur was, en in de andere haar wandelstok. Niet dat ze die stok nodig heeft hoor, die is er meer om indruk te maken of om aanwijzingen mee te geven, want slecht te been was ze al helemaal niet. De honderd meter legt zij nog vrij vlot af onder de vijf minuten, dopingvrij.
We hoorden moeder de sleutel van de kast opendraaien, want ja hoor, die beruchte kast was verboden terrein voor ons, die werd enkel op zondagnamiddag geopend net alsof het betrof de kluis van één of andere grote bank.
Niets was minder waar, maar toch, wat er zich allemaal achter die deur bevond werd al jarenlang met de grootste omzichtigheid behandelt, en met een nog grotere voorzichtigheid gehanteerd.
Het eerste wat ons moeder er uithaalde was een geelgroen koffieservies. Ik weet niet wat ooit de oorspronkelijke kleur geweest is, maar er speelde zich nu wel duidelijk een tweestrijd af tussen deze kleuren om er als winnaar uit te komen. Stiekem hoop ik op geel.
Toch is er nog geen enkel krasje op te bespeuren, nog geen enkel kopje of schoteltje gebroken, ondanks het wekelijkse gebruik en naar ik vermoed ook al tot de categorie antiquiteiten verwezen te zijn. Natuurlijk was dit servies niet aan ons besteed. Dit hebben wij tot op de dag van vandaag nog niet mogen aanraken, laat staan er uit drinken. Het was immers ooit in een ver verleden een geschenk geweest aan mijn ouders van, ja… inderdaad.
Terwijl de waterketel langzaam aan de kook komt begint ons moeder aan het dekken van de keukentafel. De eerstvolgende stap daarvoor is het teruggaan naar « de » kast waar ze enige ogenblikken later een fijnkanten tafellaken bovenhaalt. Zorgvuldig wordt dit opengevouwen en netjes over de tafel gespreid. Na enig over en weer geschuif, er over wakend dat aan elke kant de overlapping even ver is, wrijft ze het zorgvuldig glad en schikt er de schoteltjes en tassen op. Drie stuks van elk, want zoals steeds zou dit een onderonsje worden tussen mijn ouders en tante Terry. Wij kinderen werden nog nooit toegelaten op dit ritueel. Het leek ons wel of daar de grootste staatsgeheimen beslist werden, elke week opnieuw. Wisten wij veel!
Vanuit de zetel merk ik dat het water aan het koken is en weet ik dat er nu één van de hoofdpunten van dit hele gedoe aan de beurt komt, het is dan ook bijna twee uur. Moeder sloft opnieuw naar « de » kast, wetend dat er nog twee zaken ontbreken, en ja hoor, de vaalgroene theepot en een koperen doos komen eraan.
Nog steeds vanuit de zetel zie ik moeder de doos voorzichtig openmaken, het deksel kan er niet volledig af maar vouwt gewoon opzij. Vervolgens opent zij de theepot en zie ik haar met een ovaalvormig lepeltje vier schepjes van een bruin poeder in die pot doen. Wat dat bruine goedje is weet ik eigenlijk niet zo goed. Thee, beaamde mijn moeder toen ik het ooit eens durfde te vragen, wat ik tot op vandaag eigenlijk nog niet geloof. Maar ja, tante Terry komt dus elke week gewoon op de thee, werd ons verteld, ze lust geen koffie.
Dat bruine poeder, de zogenaamde thee, hebben wij nooit moeten kopen hoor, nee, die brengt tante steevast mee, elke week. En toeval of niet, in een bruine papieren zak.
Een doordringende geur begint zich in het hele huis te verspreiden en ergens hoop ik echt dat de smaak van het goedje in ieder geval beter is dan de geur die het teweegbrengt.
Vijf minuten voor twee merk ik dat ons moeder zenuwachtig begint rond te schuifelen, ze trekt voor de tiende keer haar schort recht, kijkt nogmaals in de spiegel waar ze de haren voor de laatste maal schikt en dan opeens… de bel!
Instinctief kijk ik naar de klok,en voor ik het goed en wel besef roep ik luidop, « hoe kan dat nu, ze is te vroeg! » ook moeder schrikt, want het is inderdaad nog geen twee uur. Heel even staat zij perplex, om mij dan aan te manen de deur open te maken. Dat is toch elke week mijn taak, tante Terry binnen laten, daar niet van, maar nu voelde ik mij toch ietwat ongemakkelijk. Nog nooit ofte nimmer had zij te vroeg aangebeld, waarom deze keer dan wel!
In een spurtje begeef ik mij naar de voordeur want er werd al voor de tweede maal op de bel geduwd. Zonder kijken zwaai ik ze open en roep luidkeels, kom binnen tantetje.
Er weerklinkt een zwaar gekuch aan de buitenkant en dan pas merk ik het. Ze is een man geworden, flitst er door mijn hoofd en ik doe verschrikt een stapje terug.
Goedemiddag jongeman, ik ben notaris Thee, Theofiel Thee. Is jouw moeder misschien thuis. Ondertussen is iedereen tot aan de deur gekomen en horen wij mijnheer Thee zeggen. Tante Terry is niet meer.
Lap, daar gaat de thee, flapte ik eruit! Waarop moeder mij een verwijtende blik toewerpt.
Zou ik even mogen binnenkomen, vraagt de notaris, ik heb één en ander uit te leggen. Kom erin, fluisterde moeder een beetje bleekjes en ze begeven zich samen naar de keuken.
Wilt U misschien een kopje versgezette thee, mijnheer Thee. Neeee, roept deze verschrikt, blijkbaar kent hij het goedje maar al te goed, denk ik bij mezelf.
Het is voor de thee dat ik hier ben, hoor ik hem zeggen, maar niet om ervan te drinken hoor.
Ik zie hem zijn donkere boekentas openen en daar een bruine zak uitnemen. Lap, nu laat ze de thee al aan huis brengen door een notaris, flap ik er alweer uit.
Weer een verpletterende blik van ons moeder, maar notaris Thee gaat onverstoord verder. Jonkvrouw Terry verklaarde in haar testament dat ik deze zak om twee uur op zondagnamiddag moest komen brengen na haar overlijden. Juist, denk ik, ze is nooit getrouwd geweest, vandaar jonkvrouw.
Alstublieft, en hij overhandigt de zak aan mijn moeder. Kunnen we weer een tijdje voort met thee, hoor ik mij denken.
Onhandig opent zij de zak, maar deze keer bevind er zich geen bruin poeder in, zoals alle andere keren daarvoor, maar een hele stapel papieren. Vol verbazing houd zij die omhoog en kijkt vertwijfelend richting Thee, notaris Thee wel te verstaan.
Die kijkt haar lachend aan en vertelt vervolgens. Dit mevrouw, zijn tweederde van de aandelen van het grootste theebedrijf in de wereld, en die zijn voor U.
U mag zichzelf voortaan als rijk beschouwen, zeer rijk.
Krijg nu wat, roept ons moeder, pa die er ondertussen is komen bijzitten trekt bleek weg en ik weet ook even niet wat zeggen, wat heel uitzonderlijk is.
Maar even later herwint zij haar kalmte en vraagt heel zacht, mijnheer Thee, lust u dan een kopje koffie…….heel graag, mevrouw, heel graag…..