Je moet eerst ongeluk hebben in het leven
Om pas dan hogerop te kunnen wegzweven
Ik lag toen onder een brug en niet in de regen
En deze woorden bleken mij als een zegen
Parijs stad van duizenden, duizenden lichten
Terwijl daar een clochard naast mij lag te dichten
De hoop dat ik niet burgerverplicht zou zwichten
Om droefheid en heimwee naar huis toe te richten
Al het materialistische verdreven
Lijk deze clochard de afgrond in gedreven
En niets meer hebben lijkt hier wel, raar omschreven
Want een mens heeft altijd iets om weg te geven
Dit is niet zoals geconditioneerd denken
Zei hij rustig, zonder mij te willen krenken
Wijn, brood en camembert zijn voor mij geschenken
Die ik met u samen wil delen en drenken
Zoals het nu is, en steeds was: in vino veritas
Zijn enig bezit was nog slechts die oude jas
En terwijl ik sleurde voor een toekomst op pas
Lag hij reeds te ronken alsof ik er niet was