Mijn gitaar,
Ik noemde ze Veerle,
Waarom weet ik niet,
Het was omdat ik me verveelde,
Een andere naam,
Wou ik haar wel geven,
Maar da kon zo niet gaan,
Iets hield me tegen,
De naam van mijn leidster,
Van de scouts uit ternat,
Bezat een gave,
Die een verleiding bezat,
De zes snaren,
Wilde ik wel eens benoemen,
Maar ik kan het niet bedaren,
Mijn gitaar zo te verdoemen.