Het water stroomde zo gestadig voorbij,
het land lag zo stralend, het land altijd zo blij
beneden de groene glanzende dijk,
met koren zo blond en het Waaltje in de morgendauw,
met daarin vissen met glanzend blauw,
O , Bernisse wat voelde ik me rijk!
Een mooi dorp aan haar oevers, omgeven door polders,
met het goudglanzende graan,
wuivend naar ieder kind op weg naar school,
een grasland met bont gevlekt grazend vee,
en hier en daar een fietser langs een korenzee
Daar waar de molen duikelde aan haar glanzende dijk,
een meisje staat er te dromen in het gras,
terwijl haar vader de zeilen spant en naar haar kijkt,
de wind rukt er aan de wiek en touw,
langs de Bernisse die haar einde zoekt met kalme tred
O Bernisse, wat voelde ik me rijk!