Broer weet je wat je mij hebt aangedaan.
Pas tien broer stond ik daar.
Jij vond mij je hartedief,
maar je steelde als een dief.
Je nam me mijn onschuld af,
telkens weer,
keer op keer.
Ik vond niet meer de ruimte als kind,
al mijn dromen vervlogen in de wind.
Ik pas tien broer een kind,
nog ver van de volwassenheid.
Maar de natuur maakte mijn lichaam vroeger rijp.
Jij zou me leren de stap te zetten in het leven.
Neen, broer, je had het mis,
wat nu rest is grote ergernis.
Moest ik zo volwassen worden?
Door vast te binden en te slaan?
Telkens weer mijn mond te snoeren?
Het deed zo pijn broer.
Ik zocht naar schuilhoekjes,
daar sleepte jij me uit.
Kloppend stampend en slaan.
Om aan je lusten te voldoen.
Alles deed zo'n pijn,
JIJ hebt alles gebroken.
Mijn lichaam en mijn persoonlijkheid.
een hel werd door jou mijn leven.
Een warboel maakte jij ervan.
Wat ik nu voel voor jou kameraad,
is niet liefde maar haat.