Loom ben ik, de avond remt me in het toegeeflijk spel
Mooi niet toegekomen
aan de wezenlijke verrijking des geests
Gezien ik telkens weer, mijzelf misleidende beloften maak
Zuchtend denk ik, morgen weer een dag
Ja, triest is het ergens wel
Waan zit in de kop,
gesluierd onder het welbevinden van de dag
Komt bij tijd en wijle opdraven,
ondermijnt daarbij het gezag
Angstvallig stem ik weer toe....
De venuftige soeplesse,
bespeelt alweer mijn dag
Deels herboren treedt het licht in ’s ogen vensters
Die onomstotelijk herhaalt
Voor mij die klaagt en afziet
Ik heb er mijn hartstocht voor betaald
Is dit de prijs, de inspanning die ik gaf
Waarvoor ik mijn ziel verrot scheld
De tijd dat ik nog vocht, en ware liefde erkende
Die mij nu toetreed met geweld?