Het leven hier op aarde is als een kaars
Bij de geboorte richt het zich snel opwaarts
Maar na een korte tijdspannen oh zo schaars
Brandt het koordje er van toch zo snel neerwaarts
Wat dan ook zijn kleur is uit de regenboog
Waarvoor hij hier al op aarde komt te staan
Reikt hij met zijn vlam of roet naar hemelhoog
En heerst er geen onderscheid bij lach nog traan
De een lijkt heel sterk, gezond, mooi, groot en slim
Wijl anderen er schaars werden bij bedeeld
Maar zijn levensduur is slechts een hersenschim
Waar het noodlot het met een rukwind bespeeld
Ze dooft groot of klein in volle levenskracht
De grote kaars denk dan alles kwijt te zijn
De kleine die brandt niet eens doorheen de nacht
Wat nut heeft het dan ietwat anders te zijn