Opeens- ik keek op- kwam ze, zoals ze altijd kwam
Haar tengere figuur rees op uit het water
Een plechtige dans zonder publiek
Water als wilde beekjes naar beneden. Als
Vertraagd greep ze naar haar handdoek- aarzelde- liet
Hem liggen
Ze ging zitten, wroette in het zand, haar schouders opgetrokken
Rillend, kippenvel
De druppels als kristallen flonkerend op haar huid
Dan
Versteent ze. Versteend- maar niet voor eeuwig.
Zo dichtbij- wilde haar aanraken. Het standbeeld
Doen opleven met mijn warmte
Bijna
Verschrikt heft ze haar hoofd
Gekwetste ogen, behuild en verlangend
Tranen drupten van haar wang- verstoord
In haar zelfverkozen eenzaamheid. Ze liep
Weg, haar dunne jurk- die me nooit eerder opgevallen was-
Tekende haar lichaam
Ze strompelde, sleepte, viel, stond nog op. Met moeite
Zo dichtbij, te ver weg
Zag haar verdwijnen, opgeslokt
Door de horizon.
Was verwonderd, wie was zij? Wie was zij- steeds terugkerend
Op deze plek, smachtend naar het verlorene.
Alleen in haar verdriet.
Wie was zij? De hulp die werd geboden angstvallig geweigerd.
Ik was
Vol vragen, vol verbazing- toen huilde ik. Tranen
Zonder einde
Ik besefte dat ik het zelf was geweest