De wind waait door m'n haren,
de zon schijnt zacht op m'n gezicht.
Wind droogt mijn tranen,
zon maakt zware gedachten licht.
Landschappen drijven aan me voorbij,
waren me nog nooit eerder opgevallen.
Mensen lopen gevoelloos langs me heen,
sommigen zie ik opstaan, en weer vallen.
Verkeerde beslissingen worden genomen,
maar ik zou het niet veel beter kunnen.
De lucht kleurt viezig van uitlaatgassen,
de wereld,
een bedrijf dat wij niet kunnen runnen.
Met mijn ogen licht gesloten,
luister ik naar stervend vogelgezang.
Tastend in de leegte van het duister,
stevenen we af, op 's werelds ondergang.