het was voor het slapen gaan
dat ik terugging in de tijd
mijn zonen drie en vijf
uitlegde wat een dichter was
de oudste begrijpend keek
de jongste glimlachte wijs
bij het verhaal van draken
jagers in groene jachtkledij
hoe grootvader en overgroot pa
het leed in de wereld brachten
en moeizaam bedwongen
door meer dan zichzelf te zijn
vloekend en knorrend
met list en vergif dat zij
toverdrank noemden
onoverwinnelijk waren zij
de dood was hun vriend
hulp was altijd nabij
de zonen en ik plengden water
verzorgden het onkruid
wasten het rood granieten graf
dachten aan vroeger en later
staken het wierook aan samen
schreef het op en stak het weg