(in gedachten)
De koude zonnestralen
dwalen over je nek, ik pak de lichtvlekjes
en kus de stippeltjes schaduw op je schouder.
Ik krijg de rillingen van je ademstoot.
Ik plak mijn gedachten op een velletje (A4)
en gooi ze uit het raam de storm in,
want de duiven zijn gehandicapt
(ze eten alleen nog maar zaagsel)
en hebben hun snavels dus al vol.
Ik ben niet graag alleen; waarom ruik
je niet mijn eeuwig passie om viool te spelen,
ik weet dat je graag zou luisteren.