Er streek er een neer, naast hem.
Lichtte zijn veren op, rode
wittewolkenrand.
Ik zeg: zie,
ik ben aan het doodgaan.
Hier, naast hem,
in dit veld.
Hij antwoordt ik vind het mooi,
jouw sterven. (helpt, doet mij
trillen)
In de zon zie ik zijn
adem opbibberen (helpt,
maakt koud warm
vanbinnen)