wit is de sneeuw die 's winters op de
rode daken ligt, die kleine neerdwarrelende
vlokjes die samen dat zachte, winterse
tapijt vormen waar kinderen zo dol op zijn
alle kinderen stormen reeds naar buiten,
waar die prachtige witte sneeuw op hen wacht,
de ene gaat sleeën, een ander maakt een sneeuwman,
een groepje houdt een sneeuwballengevecht, ...
maar na een dag of drie is het uit met
de sneeuwpret en ligt er langs alle wegen
en paden vuile, bruine smurrie
die ooit nog sneeuw is geweest.
de kinderen kijken nu vanachter de ramen
hoe hun eens zo trotse sneeuwman smelt,
en enkele nog zijn ogen, neus en mond
zielig allen in de verlaten straat liggen.