de pulp vingert vlug de grenzen
kijk, de beperkingen en de ontpopping
een synthesisme kink, het stoffelijke toch?
de pekel slijkt en voeding
weet je nog, je tweede huid,
in de tempel van socialiteit
net als die billen, tweelingmaan
samen de kneepjes van het vak
een likje lak, ontvet in glimmend goud
met de argonouten kwast
daar weeg je en zwik je liefelijk
door loodgevoerde enkeltjes
volgepompt met mijn creatie
tjernobylmoraal hoewel het nooit is gevraagd
ik dompel niet alleen de kromming
wondermiddel voor de dirigent
het mastenstokje, praktisch facet
ik verhoog mijn schouders naar je woede
ook je liefde, ook je beloftes, je intelligentie
ik heb laatst nog geloofd
en in mijn afwezigheid, draag ik je
niet op handen maar op ego