Je wuift me met één hand -
de andere in je broekzak
als een houvast hoe ik je
altijd noemde, je steendood
dronk in mijn glas maar nooit
wilde dat je verdween
als een ster die altijd blijft
staan als de maan – je nieuwe
hand die door mijn haren
wrijft als een gek, ja
ik haal je bij – altijd dichter
bij mij in een avond die niet
meer verder ooit bij vandaan was
ik laat je nooit meer los alleen
die ene avond dat je mij
liet ademen, liet gaan, liet
voelen hoe dicht een leven
kon zijn.