ik brak een effen perfectie
scheurde zich uit en schokte
trilde klanken die nu nog kaatsen
over helen waar obstakels dreven
vastgespleten aan het pangea
en de boog van doelgericht
bereikte mijn woorden mijn eigen oren
sprak ik in spiegelschrift, voor altijd één
verdwaald tussen restanten van spookkastelen
waar goede bedoelingen geen vorm konden krijgen
en de hoopvolle dromen over mooie dagen
daar net als mijn echo voor altijd zouden blijven
ook toen gesmolten steen onze een
langzaam uit elkaar deed drijven
vulde wij het overgeblevene met water
waar herinneringen in zwommen
die we ver van elkaar op zouden jagen
en estethisch naar bijde kanten smeten
om toch alleen de rust te verteren
en het zoute vocht iets dieper te knabbelen
beleef ik alleen op mijn eenzame continent
de versleten sporen van mijn pre-lawine
betast ik ze en hoor zo nog als een schim
het geen fluisteren/schreeuwen
wat wij ooit moesten hebben geweten