De trein
Het leven is een spoorbaan,
Het is jouw besluit welke weg te gaan.
Ook al is de reis heen en weer gericht,
Éénrichtingsverkeer is verplicht.
Want ondanks wat je ziet.
Eenmaal voorbij is gepasseerd.
Een tweede kans is er niet.
Ondanks dat er anders wordt beweerd.
Neem de stations en wissels dus bewust,
Want alleen zo kan je gerust,
Doorgaan naar je volgende doel,
Een doel gesteld met en door gevoel,
Dat je bij je vorige stops hebt opgedaan,
En dit neem je allemaal mee voortaan.
Op elk station staan mensen te wachten op een reis,
Met hun verleden en heden als plaatsbewijs.
Maar alleen jij kan stoppen, en opent de deuren,
Omdat alleen jij hen goed of af kan keuren.
En dan staat er opeens een jongen te wachten,
Met zijn eigen problemen en eigen krachten.
Het kaartje gezien, in het kaartje een knip,
Hier begint voor beide een hele nieuwe trip.
Je neemt hem mee,
En reist nu met z'n twee,
Op hetzelfde spoor,
Op dezelfde weg door.
Je leert hem kennen en hij jou,
Je weet dan nog niet wat er veranderen zou.
Tot het moment dat hij liever uit wil stappen,
Als hij liever zelf wil rennen over zijn trappen,
Van zijn eigen gedachten.
Persoonlijk afgezet op perron nul,
Maar van jou kon hij verwachten,
Dat je hem er doorheen haalde,
En dat moment bepaalde,
De wissel die je op dat moment nam.
En je zo op een ander spoor kwam.
Twee sporen zijn nu samen één,
Ze gingen hun eigen wegen, ergens anders heen.
Maar nu lopen ze samen.
Paralel door de tijd,
Hoe ze ook bij elkaar kwamen,
Het feit is dat je nu samen rijdt.
En als er één langzamer gaat,
Geeft de ander raad.
Je rijdt nu allebei op één baan,
En je kan er nu samen voor gaan.
Zoals je al raden kon,
Ben IK die jongen waar ik net over begon.
Ik voel me nu met jou het gelukkigste van dit hele heelal,
En ik denk dat dit voor heel lang of voor altijd blijven zal.
Ik vind je de beste van allemaal.
Zonder jou is mijn spoorbaan kaal.
20-12-2001