Voor alle kinderen die nu of ooit belaagd werder door ziekelijke volwassenen of door gewone perverselingen.
Het kind klom in de hoge boom
Hier voel ik mij veilig
Ze vleide zich neer heel loom
Dit plekje wordt mij heilig.
Maar de wind stak hevig op
en het waaide wild in de top
Zij doorstond daar duizend angsten
nochthans was ze niet van de bangsten.
Ben ik dan nergens veilig meer
voor die vieze grote mijnheer?
Wat die niet allemaal van mij wil
en hij houdt niet op ook als ik gil.
Nog feller waaide de gure wind
Ze moest lossen het tere kind
Zij viel schurend naar beneden
en had zich op vele plaatsen gesneden.
Onder, achter een andere boom
stond de gestalte van haar "oom"
"Kom" zei hij "ik zal je thuis verzorgen"
"Dan ben je alles vergeten morgen"
Nog liever weglopen over de straat
Maar zij zag de vrachtwagen te laat.
Die nam haar mee dan, wel heel grof
Dat kan men lezen in de Grote Hof.