Zij riep mij en ik antwoord
alles kwam voorbij ook al stond het stil
een toneelstuk uit het leven
een vers verpakt in stemmigheid
We waren spelers uit een klucht
een lach gedragen over het podium
waar geluk stierf in het applaus
van een poosje dankbaarheid
Voor haar brak ik de toppen
van de takken op het tafelblad
versnipperden de bladeren met
haar rode vruchtenpracht
Zij riep me in de avond
in vollicht en zaligheid
voor even knipoogt de winter
naar ons wij die
Het leven ademden in tevredenheid