Ik poets mijn tanden. In de spiegel zie ik hoe het witte schuim zich om mijn mond heen vormt. Ik ben hier niet goed in. De meeste mensen die hun tanden poetsen houden de witte substantie prima binnen, maar ik, bij mij komt het naar buiten zetten als bij een overwerkt paard. Ik lijk wel een beetje op Sinterklaas. Er mist enkel nog een Zwarte Piet aan mijn zijde. Een lachende Dora (die van het kindertekenfilmpje) kijkt me via de spiegel aan vanaf haar plekje in de poster die op m'n zusje d'r kamerdeur hangt. Met een lege blik staart ze naar me. Zij lacht altijd, en die vervelende aap van d'r ook al... Maar dat is niet zo gek wanneer de enige problemen in je getekende leven gaan over Zwieber de Vos en het terugvinden van de Rode Kip haar eieren.
Mijn zusje vindt het echter geweldig. Lachend zingt ze altijd mee met de liedjes die Dora haar voorkauwt.
Zo jong. Zo zorgeloos.
Ik wou dat ik zo kon zijn. Het leven met een brede lach tegemoet gaan. Met losse handen fietsen zonder om te vallen. Een blikje kattenvoer openen zonder dat de stinkende prut in mijn gezicht spettert, als je tenminste begrijpt wat ik bedoel. Toen ik nog maar klein was gingen mijn zorgen over dingen zoals potloodjes, als het me niet lukte ze te slijpen. Nu denk ik: Was ik nog maar zo klein.
Kleine kinderen. Zij kunnen zichzelf nog verliezen in hun spel, ze kunnen iets kapot laten vallen zonder straf te krijgen. Zij ontsnappen aan de werkelijkheid wanneer ze maar willen.
Ik heb bewondering voor die koters, al hebben ze zelf niet door dat ze eigenlijk zo belangrijk zijn.
Hun aandoenlijke naïviteit, waarmee ze zelfs op het pafferige gezicht van Rita Verdonk een glimlach kunnen toveren. Prachtig.
Peinzend loop ik naar mijn kamer. Ik merk dat ik een beetje scheel kijk. Dat heb ik wel vaker als ik hard nadenk.
Ik duik mijn bed in en sla mijn boek 'De Wereld van Sofie' open. Ik zink weg in het verhaal.
Mijn ontsnapping aan de werkelijkheid.