De woorden die ik zeg.
Laten mijzelf geloven.
Dat ze waar zijn.
Dat ik de waarheid spreek.

Neppe woorden.
Laten een ander
Geloven.
Dat ik de waarheid zeg.

Niemand.
Leest tussen de regels door.
Iedereen hoort alleen de woorden.
Zonder de betekenis te begrijpen.

De letters uit mijn mond.
Vormen woorden.
Die ze geloven.
Die ze vertrouwen.

Ze laten.
De waarheid geloven.
Ze laten geloven.
Dat ik het ben.

Ik zag het wel.
Maar voel het niet.
Meen het niet.
Bedoel het niet.

Maar iedereen
Gelooft het.
Zelfs ik.
Ik geloof mijn eigen valse woorden.

Waardoor.
Ze bijna waar woorden.
Maar ze zijn onbetrouwbaar.
Zelfs nu.

Ik laat mezelf geloven.
Dat ik nu de waarheid spreek.
En dat kan
Want dat doe ik.