Zo veel denk ik te spreken.
Woeste lippen brengen hard/t,
en elke trilling is ziekte.
Ik buig ze met regelmaat.
Rookt sierlijk de vinger
als wonderen.
Vegen op het vilt dat groen,
de woorden die al zo veel keren
heeft gesproken.
En toch, ik bedoel het goed.
Een levend wezen van zelfs,
de meest minieme streling.
Het ademt zacht kloppen,
ligt zich te vertrouwen.
Zo graag blaas ik gewoon
de trilling in een zin.
Adem langs zijn haren.
Adem.
En toch, ik bedoel het goed