Een fragment uit 'Kromheid'.
Intuïtie
Omdat alles is platgetreden. De weg terug
is niet meer, is amper nog te vinden. Tenzij,
men alles laat voor wat het is, en zich verlaat
op het kompas dat innerlijk aanwezig is. De
kans, de enige kans, om de weg terug te vinden.
Ongeoefend misleidt zij in het begin, maar dra,
zeer dra, wordt zij een onfeilbare straal van licht.
De misleiding gewoon, geloven wij niet en dur-
ven niet betrouwen en nemen het zekere voor
het onzekere. Gekloot tot over onze oren, maar
wij zijn liever zeker.
Onzekerheid is onze sterkte niet. Intuïtie. Wij
zijn het niet gewoon en stranden op het begin,
nog maar amper vertrouwd verwarren wij haar
met onze wensen. Wij worden bedrogen door
onszelf en wijten het de intuïtie aan.
Wij zweren haar af, omdat zij onbetrouwbaar is
zonder haar te kennen. Nochtans zij leidt naar
het rechte. Het onbekende, omdat de kromheid
het gekende is. Alles is krom, het is gekend.
Dus, schrikt het rechte af, dat is onbekend.
Intuïtie, het instinct van de ziel. Eeuwenlang ver-
drongen, het behoorde niet tot het lichaam. Het
zekere is van tel, het onzekere telt men niet. Alleen
de doden telt men, dat is het zekere. Zij die be-
drogen zijn, de slachtoffers. De onzekeren zwemmen
rond, alleen de zekeren vindt men op de kerkhoven,
allen geteld. Of, in monumenten gegriffeld één
voor één.
Zij die aan intuïtie gevolg gaven ontsnapten hieraan.
De kleinhartigen ontsnappen, zij nemen de grootste
risico's: er wordt met hen gelachen of zij worden
voor gek verklaard. De pijn van het gelach door-
staan of beroofd worden van je zinnen voor deze
zaak, is echte heldhaftigheid.