Een procent, en het steigt op weg
naar straten vol botten en water.
Ook het ergonomisch entree,
straalt over de tapijten,
dure tapijten of voetenveeg.
Al die pijn is ook maar vlees.
Je mag mijn lichaam
in het speeksel ramen,
wazig tot in de pupillen.
Felle kleuren glijden
want zo is de dualiteit.
We rijgen lichtjes niet eens door,
een blik, mijn ogen aan de kanker,
een gespleten gezicht dat woorden
uit twee schimmelende paleizen heigt.
Voor elke mondhoek een.
Ik peins er niet over,
mijnheer vuige theorie,
beestwording door
woordgehoereer,
dat je slacht van buiten
en
biologisch dynamisch
en door de beerput
naar kindersterfte
rent/kruipt/vliegt
maar eigenlijk
erg ontevreden bent.