Met het schaamrood op de wangen
Ging ik hoeren lopen vangen
Vloekend zwetend
alle letters dubbel sprekend
dwepend met Verval en Eindigheid
in zoverre dat nog overkwam
Met louter lust nog als houvast
Tastte ik haar longen af
Romansgewijs richting vagevuur
Diep en zonder dralen in de ondergrond
Waar ik dan
met verve
stalen nam
van wasgoed
en moraal
ik loods en dirigeer met lange halen
mijn vrije wil in het zog van haar heupen
en ik zie hoe zij nu al treurt om het rouwen dat nog moet