Ik keek vanaf mn balkon naar de maandag
De maan zag er treurig uit
Ik vroeg me af waarom de maan zo sip was
Ik vroeg het aan mn mama
Ze wist het niet
Ik vroeg het aan mn papa
Hij wist het niet
Ik vroeg het aan mn oudere zus
En ook zij wist het niet
Ik vroeg het aan mn lerares, mn oma, mn opa en iedereen die ik kon
Ze wisten het allemaal niet
Ik begon langzaam wanhopig te worden
Ik wou de maan helpen
Maar hoe kon ik dat nou als ik niet was hem dwarszat?
Ik liep naar mn balkon en keek naar de maan
Ik zag en voelde haar pijn en verdriet
Wat is er maan?
Wat zit je dwars?
Vertel het maar
Dan ben je verlost van die last
“O lief klein meisje, ik wou dat ik nog zo klein was als jou
Dan waren mn problemen ook nog een stuk gemakkelijker”
“Maar lieve maan, zeg dan wat er is
Misschien kan ik je wel helpen”
“Lief klein meisje, dat kan je niet
Het zijn grote problemen, te groot”
“Nou dan vertel je het toch niet!” zei ik verontwaardigd
“Dan blijf je er maar mee lopen
Dan kan je bij niemand je hart uitstorten” en ik liep boos weg
“Wacht!” zei de maan
Ik stopte en draaide me om en keek naar de maan
“Het zijn de sterren” zei de maan zacht
“Wat is er met de sterren?” vroeg ik
“Ze zijn…” snikte de maan
“Ze zijn zo ver weg”
Ik keek naar de maan en zei een tijdje niks
Toen liep ik terug naar het eind van mn balkon
Ik klom over het hekje en ik spring
De maan gilde: “Nee, niet doen!”
“Rustig maar de wolken hebben me gevangen
Kom we gaan ze halen”
De maan keek vol verbazing naar mij
Maar ik was al in de verte en riep: “kom nou”
De maan volgde mij maar was nog steeds verbaasd
“Waarom zijn de sterren zo ver weg dan?”
“Ze zijn weg gedreven door de wind
Maar het is te ver, we kunnen er nooit bij”
“Echt wel, met vriendschap is alles mogelijk!”
Na een tijdje vliegen hadden we de sterren gevonden
“Kom mee, zei ik”
De sterren kwamen mee en toen we weer terug waren
Was iedereen gelukkig…