Ik zit aan tafel,
voor me een bord eten.
Ik griezel en walg,
ze mogen het niet weten.
Ik neem een hapje,
en hoor de stem meteen.
Ik wil het niet horen,
maar het dringt door me heen.
Ik stop met eten,
de vragen komen.
Ik kan het niet zeggen,
van eerlijkheid kan ik alleen maar dromen.
Ik loop weg, naar boven,
en begin te huilen.
Ik vraag me af,
hoelang ik me nog kan verschuilen.
Ik ga naar buiten,
en begin te lopen,
Ik wil verbranden,
vet mag zich niet in mij ophopen.
Ik kan niet meer,
maar toch ga ik door.
Ik vraag me af,
wanneer ik mezelf aan jou verloor.