Het was rond Pasen toen de loodgieter aanbelde
En de liefde op het eerste gezicht zich meldde
De gedroomde arme violist stond daar voor haar
Amper door het noodlot des levens nog herkenbaar
Zijn vingers te dik was het al muziek dat telde
Toen hij het vaderschap over mij plots voorstelde
Hij was dus niet enkel voor zichzelf een kunstenaar
Maar een goed mens en ik ben hem voor eeuwig dankbaar
Een liefdesdaad die opa als zijn taak opspelde
Die de hoop op een vroege vrijlating versnelde
Maar die voor mijn levensverwekker bij hem aldaar
Viel als een doodstraf voor een levenslang brief bezwaar
Wat een geheim wat een belofte die mij kwelde
Waarvan de oplossing kwam eens te laat ten velde
In die uitgestrooide as als laatste accessoir
Van Hun zijn in het Zijn verdwenen onherroepbaar