De zon zakt,
van een hoge berg loop ik naar beneden.
De zon schijnt op me rug,
ik voel me gelukkig en tevreden.
Langzaam loop ik verder,
totdat ik het dal bereik.
Ik kom bij een trap die leidt naar een donkere diepte,
het is het donker dat ik graag ontwijk.
Maar te nieuwsgierig als ik ben,
ga ik de diepte tegemoet.
Het donkere neemt het licht weg uit mijn leven,
Al dat donkere doet me pijn.
Ik ga verder als het meisje dat zich vrolijk voordoet.
De treden van de trap worden vochtig van mijn tranen,
ik voel de grond onder me weg glijden.
Ik kijk in de verre verte,
Ik zie een diepte het zou lang duren voordat ze me daaruit
zouden kunnen bevrijden.
Ik voel me steeds ongelukkiger,
het energieke verdwijnt me uit mij leven.
Beklemd in mijn emoties probeer ik de trap omhoog te vinden,
weg uit het diepste dal.
Terug naar al mijn vrienden die veel om me geven.