Een locomotief vertelt
Hijgend, puffend en sissend deed ik mijn werk,
niets was mij te veel.
want ik was berensterk,
Ik sleurde wel dertig wagons over de rail.
Stampend reed ik door `t groene hart,
alles om mij heen was zwart.
Een stoker vulde steeds mijn maag,
want steenkool lustte ik oh zo graag.
En als ik op een stationnetje kwam
en ik stopte naast een paardentram;
je weet wel zo`n ouderwets vehikel.
Nu dan voelde ik mij een bikkel.
Europa was mijn werkterrein,
ik trok een internationale trein.
Tussen Mokum en Milaan
zag men mij steeds puffend gaan.
Als de stoker mij goed stookte
en zorgde dat mijn pijp steeds rookte
dan was ik geheid
op elk station op tijd.
En waren van de bomen
bladeren op de rails gekomen
nu dat kon mij niet hinderen
ik nam die hindernis zonder vaart te minderen.
Na mijn honderdjarig jubileum
plaatste men mij in een spoorwegmuseum.
Nu sta ik mij hier te vervelen
en moet de ruimte met een paardentrammetje delen.
Dit is de grootste vernedering die ik moet ondergaan
na mijn Hijgend, puffend en sissend bestaan.
Dit alles valt voor mij niet mee
ik ben verdrongen door de TCV.
D.deJ.