Zachtjes kabbelt 't water langs zijn ranke lijf
geschuurd ligt hij,geblonken,
prachtig is hij zonder kijf
geluk heeft hij geschonken.
Als hij de haven buiten vaart,
de sterke motors bonken,
weet hij ,ik ben het waard
laat hij zijn krachten vonken...
En s'avonds in de haven
ligt hij daar ,moe en voldaan
mooi te wezen zonder dralen
het is weer goed gegaan.
Tot opperste geluk bewogen
de schipper slaapt in het kombuis
laat hij de rust nu komen
ze vormen samen "thuis"
bees 17