omfloerst door de warme zomerwind
dwalen mijn gedachten mee
naar hoe het vroeger was,
te leven als onbekommerd kind
met nog inwisselbare dromen
onbewust van ‘ werelds wel en wee’
dat leerde men wel in de klas
het bewuste zou met de jaren komen
ik ruik nog de geur van het oude huis
waar wij speelden, sliepen, opgroeiden
ruzieden over stomme dingen
maar dat was je reinste thuis
niet veel plaats voor negen kinderen
die elkaar plaagden, met elkaar stoeiden
zoals ééneiige tweelingen
maar elkaar nooit zouden hinderen
de tijd ging voorbij, ieder zijn weg
wij vlogen volwassen uit
de wereld draaide naar toekomst toe
ieder kreeg een eigen zeg
toch zal ik altijd blijven horen
het krakende planchetten geluid
’s nachts, na het dagelijks gedoe
als wij sliepen, dromen werden geboren