...
Zij was speelser, veel speelser dan hij
ooit was als kind, of wilde dromen, hoe
vol gemak was toch die vlei- en vrijerij
o hoe spontaan toch, kwam zij hem toe
Het was nacht, diepe nacht, en hij sliep
als roos, als kind in warme luiers, en hij
hoorde plots ‘n stemmetje welk hem riep
bij naam, ging zelfs zijn dromen voorbij
De stem volgend, ontwaakte daar lieflijk
haar gezichtje, en haar lach maakte hem
wakker als bij dag, en ‘t al zo geriefelijk
dat hij verzwolg bij het horen hare stem
Zij sprak met hem, die nacht, en bracht
hem een vreugde, en een lichtheid, dat
alles hem mogelijk scheen, o vol macht
voelde hij zich, alsof hij ‘n troon bezat
Hij volgde haar maar alles zo ongewoon
het buiten niet nacht, niet koud, niet stil
niet eens donker, al zo beeldend schoon
volgde hij gedwee, haar wonderlijke wil
Zij was ’n volle vrouw in kinderschoen
danste door, hupte over en in prille tred
liep zij voor, haar lach was hem als zoen
o met haar wilde hij - zo lief naar bed
En plots ontwaakte hij, zag naast zich
zijn vrouw, zijn wens was hem vervuld
zij lag vredig als kind, slapend en rustig
te wachten op hem, lieflijk en vol geduld
De wereld was weer nacht - maar hij, hij
voelde zich nog machtig, en nog o zo licht
o welk ‘n man wordt niet als koning zo blij
wetende, dat zijn droom echt naast hem ligt
F.