als ik terug denk aan de vroegere tijden.
voor dat me ouders gingen scheiden.
was mijn opa nog hier bij mij.
was ik gelukig voelde ik me vrij.
hij heeft poppenhuise geboud, hij was mijn toevlucht.
maar nu is hij een vogel in de lucht.
hij is veel te vroeg heen gegaan.
waardoor mijn gevoelens er alleen voor moesten staan.
een oplichter die de tijd heeft ingeslokt.
me oma heeft er voor gegokt.
die man gaf mediceine die alles tekort hebben gemaakt.
die mij en mijn familie diep hebben geraakt.
nu is alles anders en mijn opa zit in mijn hart.
maar de rest van het familie portret is zwart.
ik mis de tijden.
[Die oplichter is al weer uit de gevangenis. Het liefst had ik hem de dood straf gegeven. Want door hem zijn er alleen maar vragen over gebleven.]