...
Twee woorden streden eens om de zin
“zonder mij” zei de één, “was er helemaal niets
want zie je, ik ben namelijk het begin”
“Maar”, weersprak de andere sluw en scherp
“zonder mij zou de zin zijn als kip zonder kop
want weet je, ik ben namelijk het onderwerp”
Waarop de één hem weer plots trots tegensprak
“Maar ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde
zonder mij verdwijnt zelfs de Bijbel in de prullenbak”
En toen de ander dit hoorde, brulde hij het uit:
“Jij? Haha! laat mij toch niet lachen, zie jij dan niet
jij klein mormel, dat jij bestaat door mijn besluit!”
En zo ging het verder, een ijdele strijd zonder eind
het ene woord ‘in’ tegen het andere woord ‘God’, O
die oneindige onenigheid over wie toch de zin toeschijnt
F.