Medelijden met het lijden van de mensen om me heen
Mensen mijden, sluw verleiden met een hoofd en hart van steen
Neerkijken op bezwijkend handelen met één
Of meer gedachten van verachten en sereen in samenzwering
Samensmelten met een zweem van verdorven vruchten
Die verzuchten hoe verdorven ze vinden dat ik ben
Uitgestorven gevoelens van wraak is wat ik ken
Een stem uit de diepe poel des levens die verheven op
Gaat sommen wat ik moet verdommen en wat niet
Omdat anders ieder ziet wat ik kan en wat ik niet
kan laten of kan haten, niet durf te verlaten
maar haat iedere minuut die door een instituut
van haters opgelaten blijft bestaan, laat me gaan
Hou mij niet gevangen in je web maar verlos me
Van de borderline die vordert wat ik het mijne heb gemaakt
En verzaakt te bekennen dat ik niet kan wennen
Aan geborgenheid, spijt zonder haat en nijd
Want alles is zwart/wit, geen grijs wat er in zit
De wereld is verkankerd en geweldig tegelijk
Verheerlijk alle zonden en vergaap je aan wat lijkt
Op een gelukkig mens, maar eigenlijk een kreng
Verbergt die geld begeert alsof het haar vereert
Wat ben ik voor persoon, als ik om je liefde hoon
En liever macht verkies boven alles wat je biedt
En laat m’n hart met rust, wanneer je me kust
Zal je nooit weten wat ik met pijn en moeite voor me houd,
Met voorbehoud benauwd nog niet heb toevertrouwd
Met voorbedachten rade zal ik je stemming raden
En met doorgedachte zaden de bloem des doods
Beladen op gaan graven en weer planten in je hoofd
Zodat je goed gaat denken over daden
Die verslechteren met jaren
Door de vader die beschonken wil gaan lonken
Naar de Slechte Satan, de vrouw die ik niet aan kan
Wijzen en wat me toekomt en bij iedereen goed wegkomt
Met de zonde die ze pleegt terwijl ze schoonveegt
Haar eigen stoep waar ze met haar troep stond,
In de kou zoals het hoort, zoals ik zou
Smeken en gaan preken dat het toch weer komen zou
Ik weet het, ik ben slecht, ik ben verrot en ik ben echt
Wel op de hoogte dat ik niet beter ben dan de vent
Die me liet vallen, zodra zij zich liet ontvallen
Dat ze de beste is en hij de vis is die spartelt in haar net
Ze heeft me weggezet als het slechte kind, dat overal
Van vindt dat ze verdient, om het voordeel te verkrijgen
Niet langer meer kan zwijgen maar bewust van het feit
Dit is niet meer de tijd van papa’s kleine meid,
Dat is voorbij tenminste voor mij, want er staat een ander op de plaats
Op de plaats die ik niet wou, maar zo graag krijgen zou
Door te vergaren wat ik wil, ik kan niet langer stil
En simpel stellen dat ik beter ben en wellen in de zee van tijd
Want ik haat en ik benijd de man die het niet spijt
Dat ik smeek om de goedkeuring zodat ik wordt bevrijd
Van de kwellende verbeelding dat ik ooit meer voor zal stellen
Dan een materieel ingesteld wijf, dat schreeuwt en krijst en kijft:
“Meer, nooit genoeg, nooit rust!” Nooit verdroeg ik geld
Nu ben ik ingesteld op hoe ik meer kan krijgen
Hoe ik kan verblijven in de hemel, nummer zeven
Waar ik altijd ben gebleven en niet terugkeerde op aard
Want wie is het hier waard om zich de mijne te noemen?
Om te mogen benoemen wat ik niet roemen zal,
Ik zei het al, er is niets slechter dan ik
Je verstijft van schrik als je een blik werpt
Op hoe ik leef, en hoe ik geen enkel om mezelf
Bedenk wel, dat zonder zelfhaat
Van jezelf houden niet gaat….