Kon ik het je maar zeggen
Gisteren vertelde ik het de zee
Vannacht zal ik het schrijven in de sterren
Morgen zal ik het in de ochtendwind fluisteren
Als het tijd is, zal ik het jou zeggen
Gisteren luisterde de zee met woeste golven
Nu, het oppervlak zo glad; mijn boodschap gezonken in stilte
Vannacht zal de zon schijnen
De sterren zullen vervagen; mijn schrift onleesbaar
Morgen zal de ochtendwind waaien
De middag zal windstil zijn; mijn stem onhoorbaar
Als het tijd is wil ik het je zeggen
Als het tijd is; kon ik het je maar zeggen
Gisteren zal gisteren blijven
Vannacht zal gisteren worden
En gisteren, morgen die voorbij is gegaan
Als het tijd is, zal ik dat nooit zien komen, hooguit als het geweest is
Kon ik het je maar zeggen
Dat voor mij de zee woest en kalm tegelijk is
Dat voor mij de zon en de maan ’s nachts naast de zichtbare sterren staan Dat voor mij het windstil is met windkracht tien en met windkracht tien het windstil is
Dat voor mij de juiste tijd altijd is, maar ik jouw tijd niet lezen kan
Als het tijd is wil ik het je zeggen
Als het tijd is; kon ik het je maar zeggen