Zo bouwt ieder zich
een huis van taal
waarin men schuilen kan
tegen een boze wolf
een slachtbiggetje vervuld
van heerlijkheid
met romig schuim van vet
een appeltje in de bek geknepen
Het is de kracht van taal
die ruimte schept en gelijkertijd
twee mensen nader brengt
tussen wie afstand piepend ontsnapt
een eigen energie van warmte opbouwt
zoals de aarde en de zee
van de zon gekregen en van de dichters
die in een lied bezingen, dat alles
mogelijk is en lijkt
Taal ontsnapt aan het eind der dingen
geeft elk mens een eigen doodskleed aan
maakt van ieder een schip op weg
naar immer grootser zingen van stijl
en vorm in stof uiteengeslagen licht
met meer antwoorden en meer vragen
een muur te zijn en de klank verdragen
van klacht en onbehagen om eens
vrij van alle dictatuur te zijn
het vuur naar een nieuwe Olympus dragen
weigeren een verveelde god te vermaken