Op de houten vloer,
Zit ze met haar benen opgetrokken,
Hoofd gebogen,
Handen rond haar knieën.
De laatste traan valt naar beneden.
De wind uit het raam waait door haar haren.
Ze heft haar hoofd op,
Kijkt naar het witte plafond.
Op de achtergrond hoort ze de piano spelen.
Langzaam strekt ze haar benen
Zonder haar handen één keer op de grond te zetten.
Zodra ze op haar tippen staat,
Strekt ze haar armen naar omhoog.
Wanneer ze de spiegel vlak voor haar opmerkt,
Buigt ze haar hoofd schuin naar beneden.
Haar armen glijden langzaam langs haar lichaam weer omlaag.
Rode ogen, zwak en verslagen,
Haalt ze haar armen weer op.
Langzaam brengt ze haar rechter voet naar kniehoogte.
Met ongelooflijke snelheid,
Draait ze drie pirouetten.
En wanneer ze haar voet weer wilt neerzetten,
Kijkt ze onbeseffend naar haar wazig spiegelbeeld.
Alles draait,
Haar oogleden vallen neer,
Haar benen zakken in.
En daar lag ze,
Op die ijskoude houten vloer.