ze oogt eerlijk, schrijft haar schoneschijn op pamfletten
glipt door kieren vlucht weg in donker gure stegen
staat plotsklaps voor je neus, waar ze vriendelijk en verlegen
vleit, met duivelse vakkundigheid, niet tegen te verzetten
verleiding is haar slinkse troef, ze werpt haar loense blikken
geleerd uit handboek hekserij, zoals ze vaak rond hete brei
voetenstampend en gekrijs, in haar gegorgel dreigt te stikken
terwijl de kraaien in de bomen van het schouwspel schrikken
heeft in liefkozende duisternis menig bezemsteel versleten
levert streken met akelig gelach, geen last van een geweten
maar ’s morgens verandert plots haar duister silhouet
in zo’n aantrekkelijk portret, dat kun je niet vergeten
slachtoffers gekweld, terug in haar krakerig krot, waar de kat
verhongert toekijkt hoe ze geniepig handen wrijft
zo zal ze blijven genieten totdat haar oude lijf verstijfd
van de weet aan hen die leden daar die pijn nog lang beklijft