Kerstnacht.
Brandende lichtjes op pilaren
geroezemoes van ’t wachtend koor
de eerste mensen stromen binnen
het orgel speelt wat lied’ren voor.
De banken vullen zich al ras
met mensen die de dienst bezoeken
vanuit ’t verleden, bekende sfeer
iets van de jeugd hier weer te boeken.
Er zijn de welbekende woorden
een beeld van vrede , warmte , licht
de preek laagdremp’lig deze avond
veel blijdschap toont menig gezicht.
Wat is dit nu , vraag ik mij steeds af
dat komen zo massaal vandaag
is het de hunk’ring naar religie
of is het meer een levensvraag:
naar rust , naar leven, naar geboorte
iets heiligs dat het daagse breekt
en de verduistering te niet doet
om iets dat naar het eeuwig steekt.
De kerkdeuren zwaaien weer open
de koffie wacht , ook in de Rank
is er herkenning, zijn er gesprekken
iets straalt uit van een zeek’re dank.
Dan is het Kerst , die morgen later
is er de dienst in eigen kring
maar toch hangt er nog iets van gist’ren
rond zegen voor die enkeling.
th.